De Ger waarin we met zijn drieën verblijven is een klassieke toeristen Ger. Er staan vier bedden in, geen kastjes en geen gebruiksvoorwerpen. Er is dus genoeg plaats om onze spullen te zetten. We installeren ons en in tussen brengt Terri onze welkomstdrank : inheemse thee, warme melk waaraan men theeblaadjes heeft toegevoegd tijden het koken. Als aanvulling brengt zij ook nog een schotel met roomkoeken. Uit de gele room, drijft de melk. Maya leert me hoe ik hieraan moet beginnen, zonder van kop tot teen te verdrinken in de melk. Er komt ook nog een voorraad harde koekjes, een beetje zurig naar youchurt smakend. <o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
Eens verzadigd wil ik alvast een ommetje maken, een verkenningtochtje zeg maar. De omgeving is hier meer bosrijk, geen echt hoge bomen en er is dus ook een grote lichtinval.<o:p></o:p>
Het is meer een puzzels van bos en weiden aangevuld met struiken en riviertjes. De wijde omgeving is een door bergen afgesloten vlakte, niet gestoord door pollutie in welke vorm dan ook. Mijn korte ommegang wordt evenwel gestoord met een ‘hoewoe’ geroep en Maya die met een arm staat te zwaaien. Ik keer op mijn stappen terug. Peter wil me begeleiden te paard. Er staan dus twee paarden gezadeld klaar. Ik stap op het vrije paard. De stijgbeugels hebben een totaal andere vorm dan bij ons, meer steun, ik hou de teugels strak, zoals ik het heb geleerd in België, maar dat zint het paard absoluut niet. Ik moest te teugels veel losser houden, het paard vindt zijn weg wel. Peter is toch ook nog onzeker en hield nog een leidsel bij de hand en misschien maar goed ook, de omgeving was heel veranderlijk en het paard moest aan mij gewoon worden. Peter zelf zit gewoon op een deken zonder zadel als één geheel met het dier verbonden. Het paard leidt mij tussen de bomen door, over de weiden, door een aantal riviertjes heer en volgt Peter’s paard heel volgzaam. Ik zou dus niet zeggen dat ik aan het paardrijden ben; het paard rijdt met mij en verdraagt me als een heel gewone last. In een gezapig stap en soms lichte draf rijden we door dit stille ongemoeid gelaten landschap. Er zijn nergens afspanningen, geen kenmerken van individualisme en eigendomsrecht. Vrijheid voor elke dier onder de enige hemel. Sinds we hier zijn is de temperatuur ook gedaald, waarschijnlijk door de omgeving ook, het bos en de schaduw en de omliggende bergen. Terwijl we zo onderweg zijn probeer ik de omgeving te schetsen in mijn geheugen, oriëntatiepunten in me opnemend. Het is een leerrijke rit. Langzamerhand voel ik ook dat het paard echt aan me is gewend geraakt of misschien is het juist andersom. Misschien voel ik de cadans van het paard beter aan in deze toch steeds veranderende bodem.<o:p></o:p>
Na een klein uurtje zijn we terug thuis. Maya en Tudo stellen nog voor om te gaan wandelen en dat doen we uiteraard. Ik voel me echt thuis in deze ongeremde natuur. Als we rivieren moeten oversteken, doen we onze schoenen uit, maar ik voel me dan veel meer onzeker. Ik voel de scherpte van de keien, terwijl Maya daar helemaal geen last van heeft. Het water is wel koud. Er zit soms ook meer stroming op het water dan ik me in deze vlakte had voorgesteld. Er is niemand die zich iets aantrekt van ‘de tijd’. Mongolië is één tijdloze eenheid. Niemand stelt zich vragen omtrent de tijd. In onze westerse wereld ziet men overal horloges, grote en kleine uurwerken, hoort men beiaarden en kerkklokken. Hier staat de tijd stil. Alles gebeurt in een zelfbepalend ritme. Er wordt ook weinig gesproken en niemand houdt de omgeving in het oog behalve ik, die door mijn westerse gebondenheid toch de gebondenheid voel van de automatische oriëntatie. Dit komt tot uiting in een klein gesprek met Maya. Zij vraagt : waar zijn we eigenlijk? We hebben geen kaart van de streek maar door mijn rit te paard heb ik de bergen rondom wel in het hoofd. Ik antwoord haar dat we de goede richting uitgaan. We hebben in ieder geval een grote bocht gemaakt, nog één rivier oversteken nog een moerassig ondergrond doorspartelen en vanaf het drogere gedeelte komen we zijdelings op de vlakte waar onze Ger staat. Onze Ger staat niet ver van een bosje waar zich het gemeenschappelijk toilet bevindt. Een houten hutje zonder dak rond een put van enkele meter diep; twee planken dienen als steunpunt voor je voeten. <o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
We krijgen een traditioneel avondmaal, heel hete soep : groenten, lamsvlees, kruiden rijst, knollen (een soort aardappel), een echte maaltijdsoep. Die warmte en energie geeft voor de avond die langzaam over de vlakte valt. Terri brengt ons ook nog wat gedroogde paardenmest om de kachel aan te steken. Maya laat wat rook ontsnappen in de tent en zijn gevrijwaard van alle insecten in de tent. Hoewel ik hier nog niet ben lastiggevallen door muggen en ander ongedierte. Ongedierte vind ik niet echt respectvol. Ieder diertje hoe klein ook heeft zijn functie als is het maar voedsel voor vogels.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
Het is toch even vreemd : als vreemdeling in een tent slapen met twee inheemse vrouwen, die door hun natuur vrij ongegeneerd zich klaarmaken om te slapen. Ik ben zelf nu ook niet zo belemmerd maar een soort spanning valt wel op, zowel voor Maya als voor mij. We geven elkaar een nachtkus en kruipen onder onze dekens. Na enkele uurtjes slapen ben ik alweer wakker, ik doe mijn bottinnen aan en ga buiten genieten van de donkere hemel. Er is geen ster te zien, donkere wolken hebben het sprookjesbeeld versluierd en een zachte regen valt neer op de droge zandige aarde. Dichtbij hoor ik de paarden en het snuiven van de koeien. Ik kruip terug mijn bed in en val in een zoete sluimer.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
We ontwaken door de zon die door de dakopening schijnt. Maya loopt al met een tandenborstel in haar mond naar buiten. Even later spoelt ze haar mond met een slok koude thee. Ik loop ook even naar de rivier, vul mijn handen met water en kwak het in mijn gezicht.<o:p></o:p>
Een tweede portie water loopt over mijn hoofd en loopt langs mijn rug. Ik ben echt wakker van dit koude water, droog me even af en neem een ander t-shirt als ik in de tent ben. Maya is intussen ook klaar en Tudo wordt pas wakker als Terri met het ontbijt de tent binnenkomt.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
Terri deelt mee dat ze terug in UB moet zijn, ik heb geen idee wat voor werk ze doet, een soort Public relations, maar verder is het ondoorzichtig, wat zo voor de meeste Mongolen geldt. Het lijkt wel of iedereen werkt, maar ik krijg er geen idee van waar en hoe en wat. Het regent een beetje maar de temperatuur is goed. We zitten met zijn drieën klaar op de paardenkar en zoals een jonge vrouw past, het duurt wat lang vooraleer ze volledig is opgemaakt –chick hoor—met nylons, en tenslotte moeten we na 5 minuten omkeren omdat ze haar handtas vergeten is. Er is wat meer water in de rivieren en telkens we oversteken, gaan lichte kreetjes op door het sprenkelende water. Uiteindelijk komen we aan de auto en keren terug naar UB, wel even een andere weg nemend om op visite te gaan in het “Hotel Mongolië”, een schandalig dure gelegenheid voor Mongolen, en een habbekrats voor vreemdelingen. (duurste suite 120usd per nacht per persoon). Maar het was wel knap, moet ik toegeven maar mij gaan ze hier niet zien logeren.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
Terug thuis, begin ik met de voorbereiding om naar Harcorin te gaan. Ik verzamel de nodige informatie en bespreek dit met Maya hoe de eenvoudigste manier is. Er zijn publieke busjes, van allerlei slag, ze vertrekken van “the red Dragon” zo’n 3km aan de westkant van UB, officiële prijs 9000 Tugruc (= 5,6 euro). Prima, hoe en wat en waar in Harcorin zal ik nog moeten uitzoeken ter plaatse en Maya verzekert me dat het geen probleem is, alleen….. ze zou graag meegaan ook omdat ze zelf nog nooit geweest is. Kan het een dagje later? Ik moet morgen nog onderhandelen met Koreanen over de oprichting van een Gerkamp te zuiden van UB. Dus gebruik ik de volgende dag om in de bergen te wandelen rond UB, een paar kloosters te bezoeken waaronder Gandan klooster in het noordwesten van UB. Een brede dubbele laan stijgt naar het klooster dat indrukwekkend de hoogte beheerst. Langs de rechter en linker zijde zie ik nog verschillende gebedshuizen opgetrokken volgens de door onze bekende oosterse stijlen maar klein. Ze dienen ook voor opleiding van jonge boeddhistische monniken. Sommigen zijn nog zeer jong en de meesten zitten wat te lummelen met elkaar of te luieren op de lange banken. Sommigen zitten met de kralen te spelen, dus eigenlijk aan het bidden. Sommige monniken praten met burgers, aanhoren wat hij te zeggen heeft of geven raad, dat is toch de bedoeling hoor ik achteraf. Uiteindelijk kom ik aan de Gandantempel met een prachtige indrukwekkende poort, uit hout en rood en blauw geschilderd. De inkom is vrij voor Mongolen maar zo zie ik er niet uit. De prijs valt toch niet duur uit, behalve als je in de <o:p></o:p>
centrale tempel wil filmen, maar dat wil ik niet en ben achteraf blij dat die ‘dure’ prijs niet betaald is. Ik blijf eerst even op het grote terrein wandelen, waar allerhande bijtempels staan, met mooie inrichting, verschillende beelden van allerlei godheden, meestal achter glas en als men rondkijkt wordt bij elke Godheid geld neergelegd en gestrooid ter onderhoud van de tempel en de monniken. Op het terrein vind ik ook nog grote bidrollen zoals gezien aan de Ovoo’s ontdekte blauwe wimpels. Ik loop wat rond in een zijtempel en hoor een groep Duitse toeristen binnenkomen. Het wordt wat lawaaierig en ik ga buiten en even later word ik aangesproken door Chimka in het Duits. Chimka is een jonge Mongoolse vrouw van 26jaar die in Duitsland studeert als wiskundige. Ze is hier op vakantie bij haar ouders. Het is een aangenaam gesprek en we gaan samen naar de centrale tempel. Ze toont me hoe ik mijn handen moet vouwen voor eerbied en respect. De centrale tempel heeft een vrij lage deuropening en is eigenlijk een kleine plaats maar waarin een 10m hoge Boeddha de plaats inneemt. Het is een donkere tempel en je krijgt een stijve nek als men probeert het hoofd van de Boeddha te zien. Chimka loopt links van de Boeddha (enkel richting) en draait langs links en rechts aan de ontelbare bidrollen. Gelukkig maken die geen lawaai en ik volg haar voorbeeld. Ook hier is het voornaamste gebed: een inwendige wens uitdrukken, er in geloven en draaien. Aan de zijkanten boven de rollen kon ik toch wel enkele staaltjes van de koper of is het goudsmeedkunst bewonderen in allerlei beelden. Terug buiten de tempel gekomen ga ik met Chimka de laan naar de stad en stoppen even in het Berlin Center om iets te drinken. Zo begrijp ik meer van haar. Ze had ook de bedoeling om in Duitsland te blijven na haar studies,<o:p></o:p>
maar dat blijkt niet te kunnen. Ze heeft ook een jaar in België gewoond, vertelt ze, in Berchem en ze beschrijft de omgeving; Berchem station en Gitschotellei en een zijstraat die niet anders kan zijn dan de ‘Apollostraat’ op nog geen 200m van mijn woning. Toch toeval!<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
Op weg naar Harcorin, de oorspronkelijke hoofdstad van het Mongoolse rijk in de periode van Chinggis Khaan (periode 1173-1227 vermoedelijke data) Maya en ik rijden met een taxi naar the Red Dragon, officiële busstopplaats, gelegen in het meer industriële gedeelte van UB. De wijk heeft een hele Russische geschiedenis. Door financiële hulp van Bresnjev is de wijk hier opgebouwd, hoge appartementsblokken, zoals gebruikelijk in Moskou en bedoeld voor de Russische arbeiders die hier de economie uitbouwden. Na het terugtrekken van de Russen is de wijk in verval geraakt en nu bevolkt door Mongolen.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
Goed op tijd komen we aan(dat is geen Mongoolse gewoonte) en ook de bus staat er op tijd. Op verzoek van Maya claimen we de plaatsen naast d bestuurder. Nu wachten wat er komt.<o:p></o:p>
Er komen nog Françaises aan met pak en zak, nog twee Tchechische jongeren met elk een grote rugzak. Iets later nog een jonge Française en wat later haar compagnon op de fiets. De fiets is een bezienswaardigheid, goed onderhouden, lijkt wel nieuw. Onmiddellijk een vraag van een bestuurder van een ander busje : Mag ik eens proberen? De Fransman laat dit toe en de Mongool is weg. Na een kwartiertje begint de Fransman toch ongerust te worden om zijn fiets. Na een halfuur komt hij terug. De zakken worden boven op het busjes gestapeld door een jongeman, die heel moeilijk praat en doet alsof hij baas is van de Red Dragon. Ik ben er niet achter gekomen of hij werkt voor de Red Dragon, maar hij voert de prijs wel op tot met 1000 Tugruc de man. Ik maak er niet echt probleem van, maar Maya bespreekt het toch even met de chauffeur. Ja, hij doet het werk van het laden en vastbinden en vindt het normaal. Ik moet zeggen hij werkt er hard voor, loopt van het ene busje naar het anderen, stapelt, bindt, roep en tiert om het alleenzeggingsschap, maar brengt wel alles in orde. Intussen is de vertrektijd wel met een uur verlopen. En we wachten nog op een Mongoolse passagier. Intussen wordt de fiets ook bovenop de zakken geladen en uiteindelijk komt de Mongool eraan in traditionele klederdracht, die uiteraard een aantrekkingskracht uitstraalt naar de vreemdelingen, mezelf inbegrepen. Het wordt krap in het busje en ook wel vooraan, maar het zal wel lukken, zo denken we toch. We hebben eigenlijk nog geen ervaring om mee te rijden met een busje op een weg die meestal geen weg is. Harcorin is ongeveer een <st1:metricconverter w:st="on" ProductID="200 km">200 km</st1:metricconverter> en het is 10h30. Wij rijden westwaarts en de weg is nog vrij goed voor een redelijk lange tijd rijden we aan <st1:metricconverter w:st="on" ProductID="70 km">70 km</st1:metricconverter> per uur. Tegen de middag stoppen we aan de eerste nederzetting die we tegenkomen. De huizen staan allemaal naast elkaar aan de rechterkant van de weg. De overzijde is steppe, zover je kan zien. Een dertigtal huizen staan er en zoals het een stopplaats betaamt is er mogelijkheid om te eten. Uiteraard is de menu onleesbaar. Maya vraagt om inlichtingen en legt iedereen uit wat de mogelijkheden zijn. Er zijn maar twee schotels mogelijk. De chauffeur neemt de eerste en ik de tweede, zodat de anderen kunnen zien en kiezen. Maya legt de ingrediënten uit, het is lekker en het smaakt voor iedereen. Na het eten moet de Fransman naar het toilet en probeert een onhandig gesprek met de vrouw des huizes. Maya beseft wat er aan de hand is en wijst hem de weg naar het veld aan de overkomt waar een houten barakje staat. De man kijkt even verbouwereerd en loopt een beetje vertwijfeld naar het hok. Het is het enige in de hele nederzetting en anderen volgen dezelfde richting.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
De zogenaamde asfaltweg begint nu putten en brokken te vertonen en maakt het rijden onmogelijk de volgende 100km. De chauffeur draait gewoonweg de steppe in en volgt de weg naast de weg, meestal stoffig zand, met de nodige putten en soms plassen. De tegenliggers maken dan weer andere sporen in het zand en zo wordt dag na dag een nieuwe zandweg gemaakt of opnieuw gebruikt. Het is vermoeiend, de inzittenden worden van links naar rechts tegen elkaar geprest, vooraan is het iets minder en we hebben een goede kijk op de weg, dus geen verrassingen bij snelle linkse of rechtse sturing om putten en degelijke te vermijden. De echte weg ligt er echt verlaten bij, een rechte lijn tussen 2 punten maar onberijdbaar.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
Er komt nog een volgende stop ergens in the middle of nowhere. Maar het is niet zomaar. Wat we zien is opmerkelijk. Zowel aan de linker als aan de rechterzijde lijkt het of een woestijn ons tegemoet komt. Langs beide zijden op <st1:metricconverter w:st="on" ProductID="20 meter">20 meter</st1:metricconverter> van de weg begint een strook saharazand.<o:p></o:p>
Als ik er naar toe wandel dan blijkt het een spits te zijn die breed uitgroeit tot een onoverzichtelijk geheel tussen de schaarse begroeiing. Ik krijg echter geen idee hoe groot dit woestijngedeelte is. We nemen tegelijkertijd een plaspauze, plaats genoeg maar zonder hokje ditmaal.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
We rijden door en we komen in de buurt van Harcorin in de late namiddag. We zien de torentjes van de tempel van Eredezuu. Toch zegt de chauffeur nog even af te wijken van de weg. Wat gaan we nu bewonderen? Welk gevaarte staat er in de met draad omheinde vierkante meter. Een stenen penis met bijhorende ballen, een glimlach van moeder natuur.<o:p></o:p>
De penis is gericht naar de glooiende heuvels die hoe kan het anders natuurgetrouw een vulva vormen. In wolken zoekt de dichter ook wel eens figuren. In ieder geval als je alles in verhouding bekijkt kan die penis geen kwaad berokkenen, behalve als je er mee smijt.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
We stoppen niet aan de tempel, daar is het trouwens te laat voor maar onze chauffeur brengt ons naar de stad op zoek naar slaapgelegenheid. In de eerste homestay zou het kunnen, maar er is geen water, geen aparte kamers en de prijs is niet goedkoop . Hop naar een volgende mogelijkheid. Hier is plaats voor 2 maal 2 personen, het comfort is minimaal, douche een koud straaltje is een mogelijkheid bij extra vergoeding. Maya pingelt zoveel mogelijk af en de Tjechen en het Franse koppel met fiets, wil wel blijven voor één nacht. Dit koppel wil een speciaaltje maken van hun reis. Hij is bezeten van mountainbike en zij van paarden. Zij heeft blijkbaar voorzien om met een paard 10 dagen rond te rijden terwijl hij dezelfde trip met de fiets maakt. Ik hoop voor hen dat zij gedaan hebben wat zij wilden doen, het was hun enig doel in de reis. Ik heb hen nadien niet meer gezien. Maya spreekt nog even met de chauffeur en die brengt ons naar een jong koppel die over 2 Ger’s beschikt in hun door een houten schutting omheinde eigendom. De eigendom is ongeveer <st1:metricconverter w:st="on" ProductID="80 meter">80 meter</st1:metricconverter> op 40meter (ik ben niet verantwoordelijk voor de lengte van mijn stappen). Op het einde links staat een houten hut waarin het jonge koppel woont, rechts staat een soort berghok. Voor hun huisje staan de twee Ger naast elkaar. De Fransen gaan akkoord met de linkse (iets mooier afgewerkt) en Maya en ikzelf nemen de rechtse. Tegen de straatkant dat het toilethokje (met deur) en links op liggen materialen om een derde Ger op te zetten. We worden ontvangen op warme melkthee en een traditionele maaltijd. <o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
Het is nog steeds licht en Maya en ik willen nog een kijkje nemen in de tempel van Eredezuu. Het is toch een dik kwartier wandelen en het verwondert ons dat de tempel nog open is. We zijn gelukkig dat het hier zo stil is, toeristen zijn er niet meer alleen nog een Japanse cameraploeg die hier buiten bezoektijd komt opnemen. Wat een rust in deze open ommuurde ruimte, een groot vierkant van 400 x <st1:metricconverter w:st="on" ProductID="400 meter">400 meter</st1:metricconverter>. Elke <st1:metricconverter w:st="on" ProductID="25 meter">25 meter</st1:metricconverter> staat een torentje. We hebben niet de mogelijkheid om nog een tempel te bezoeken, daar komen we morgen nog wel voor terug. We genieten hier nog een half uurtje van de volstrekte rust. We wandelen terug naar onze thuis en lopen naar de hoofdstraat een oude verlaten melkfabriek en opslagplaats, door de Russen opgebouwd, maar na de onafhankelijkheid van de Mongolen, totaal verlaten. De hoofdstraat is breed en door de lengteas loopt een zijarm van een riviertje, waar water kan geput worden voor huishoudelijk gebruik. Het postkantoor met internetlokaal ligt links aan een soort pleintje. Rechts over de hele lengte huizen, een paar winkels en eetgelegenheden.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>