Kinderen gaan, zoals bijna overal in IJsland, vanaf hun vijfde of zesde jaar naar een kostschool in Reykjavik. In de meeste dorpen is wel een lokaal schooltje voor de kleuters, maar daar houdt het op. In enkele grote steden, zoals Akureyri met 10000 inwoners(2de grootste stad van IJsland) zijn wel enkele lagere studiejaren. De kinderen blijven heel het jaar in de kostschool behalve in de vakantieperiodes. De opvoeding gebeurt dus wel degelijk in de scholen en meestal niet thuis; De kinderen worden dus wel heel zelfstandig en het familieleven is totaal anders ingevuld als in West Europa. De scholen worden in de zomer gebruikt om toeristen te herbergen; dus hotels alleen voor zakenlieden, wel kamers en zalen waar kris kras gemengd de trekkers zich kunnen neervlijen op de stapelbedden.
Ik drink een pintje met de man waarmee ik praat in het enige restaurant van het stadje. Hier ontmoeten de mensen elkaar nog. Als men met elkaar wil praten, kan dat gewoon hier. Er is ook een apart zaaltje, en het zal toch wel lukken zeker: vanavond komt er een zanger met lokale volksliederen. Uiteraard schrijf ik me in. Het zaaltje waar een man of 15 kon zitten aan tafeltjes, ziet er leuk uit, er is een klein podium; heel eenvoudig zonder commerciële poeha.
Daar ik nu toch in het restaurant ben en gewikkeld in een leuk gesprek, bestel ik een lokaal gerechtje: papegaaiduiker met een sausje. Het staat op het menu, maar ik heb buiten de waard gerekend: Sorry mijnheer, dat mogen we vandaag niet serveren, het is pas 30 juni. De vangst van de vogel begint morgen, niet vroeger. Ik heb de papegaaiduiker op mijn buik kunnen schrijven, maar een lekkere zalm gaat er altijd wel in.
S‘avonds zat het zaaltje ‘vol’ dus ongeveer 15 man aan de tafeltjes en enkele jeugdigen zaten op de trap. Het was een leuke, spontane avond, Om 10h was het gedaan en ik zocht een rustplaats om ’s anderendaags terug te vertrekken naar de plaats waar de krabbepoot overgaat in het land.
Ik heb in de loop van de dag niet stil gezeten. Natuurlijk zat ik niet de hele dag in een restaurant maar bezocht ik ook het ‘Witchmuseum’ in een oude schuur maar modern ingericht. Ik kreeg een audioapparaat op mijn wilde grijzende haren en liep de tentoonstellingsruimte in; 2 verdiepingen. Uiteraard het verhaal van het ontstaan van Ijsland, maar in detail het verhaal van de Westfjorden, waar zich geen vulkanen bevinden. De Westfjorden zijn het oudste deel van Ijsland. Nu goed. Naast oudere opgravingen en verhalen van vissersfamilies, hoe en waar vissen, beland ik uiteindelijk bij de fantasieverhalen van de trollen en de heksen. In elk Scandinavisch land heeft men het over de pestende trollen, terwijl wij alleen de ‘goedlachse’ kaboutertjes hebben, die schijnbaar alleen maar goed doen. Ook de hekserij was blijkbaar aanwezig in IJsland. Er werd een ‘echte’ mensenhuid tentoongesteld, evenwel achter glas. Ik heb dus de echtheid niet kunnen controleren, maar het ziet er wel echt uit. Het is een gave mannenhuid met alles erop en eraan, zelfs de haartjes op de huid zijn nog aanwezig, links en rechts overal verspreid.
Het verhaal van de huid is spectaculair. Het werd opgegraven ergens in de Westfjorden, en bezat een demonische kracht. De persoon die de huid aantrok haalde de duivel in huis en kon zijn vijanden pesten en geld afhandig maken om meer macht te verkrijgen. De huid kon bij het ‘doodgaan’ ook doorgegeven worden aan een zoon bijvoorbeeld en wel op de volgende manier (voor zover ik mij herinner) en met de voorwaarde: de huid mag nooit leeg zijn.
Dus op het moment van de verwisseling moet de ‘uitstappende man’ eerst met zijn linkerbeen uit de huid stappen, waarop de ‘instappende’ man onmiddellijk zijn linkerbeen in de huid steekt. Daaropvolgend hetzelfde met het rechterbeen. Ik kan aannemen dat deze procedure aanleiding gaf tot hilariteit. Ik zie het zo voor mijn ogen gebeuren.
Eens proberen na te doen??