Thingvellir
Het is een naam die een herinnering oproept. Dit had eigenlijk het eerste verhaal moeten zijn.
Mijn eerste reis naar IJsland 2000 startte eigenlijk hier. Natuurlijk is er – zoals bij alle goede dingen - een voorspel, een ouverture. Ik zeg dit niet zomaar. Na een voorbereidende dag in Reykjavik(2000), ging ik naar de buitenwijken van de stad, waar de autostrade de stad verbindt met het binnenland.
Ik wist toen nog niet wat binnenland ‘echt’ betekende. Had al veel gelezen, maar de realiteit roept meestal meer gevoelens op dan een reisboek met informatie.
Ik wandel dus naast de autostrade (wat niet toegelaten is natuurlijk), maar ben voorzichtig. De drukte hier is niet dezelfde als de drukte in België. Reykjavik telt amper 200.000 inwoners. Ik sta aan de oprit van een tankstation. Eén kilometer verder splits de weg, maar ik weet niet goed waar beginnen, dus laat ik het lot beslissen. Het is alsof de ouverture stil en langzaam de akkoorden inzet. Een autootje stopt, een Golf, geloof ik. Ik laat me wiegen op de golvende muziek… Mevrouw is violiste en rijdt naar een concert in, jawel Thingvellir!
In het jaar 930 (negenhonderddertig) werd het Althing gevormd in Thingvellir, met als achtergrond de indrukwekkende rotsformaties. Althing is de ‘Algemene Vergadering’ , het parlement, zeg maar.
In vroege tijden kwamen de mensen in de zomer naar hiertoe voor ‘overleg’.
In de vlakte staan tenten en een podium onder dak. Je weet in IJsland nooit wanneer het zal regenen. Maar de lucht is helder blauw, zonder wolken. Warm, heel warm. Ik doorkruis het dal en verpoos even aan de overkant waar een winkeltje is, sober en onopvallend in deze grootse wilde natuur. Ik ben niet gebleven voor het concert; Ik moest me dwingen om verder te gaan. Ooit kom ik hier terug, beloof ik mezelf.
Nu ben ik dus terug, komende vanuit Kaldidalur en opnieuw overvalt me dit indrukwekkende landschap. Zoals verleden jaar neem ik de weg naar Laugarvatn. Deze weg heeft iets van oneindigheid. Er zijn voortdurend signalen langs de weg. ‘de weg NIET verlaten’; Men ziet inderdaad dat langs de wegen er verschillende breuken, holen en gaten zijn in het landschap, sommige vrij diep. Onberekenbaar is dit landschap. Ik ga een heuvelrug over en bereik als het ware een zee van rotsen, vrij vlak van ver maar zeker moeilijk begaanbaar. Hoewel; de weg zelf is best goed. In de verte zie ik de vulkaan Hekla opdoemen. Na enkele km stopt een pickup naast mij. Achteraf is me opgevallen, hoeveel auto’s er zijn gestopt in IJsland, zonder dat ik er enige aanleiding voor geef. Men is het niet gewoon, een eenzame wandelaar te zien, die zomaar door de woestenij trekt. Hij vraagt of pech heb. Neen, ik heb geen pech, maar vind het wel aardig, indien hij me kon meenemen. Ik loop nooit een gesprek uit de weg. De weg is lang, zegt hij, maar ik kan je iets laten zien. Uiteraard bedank ik hem reeds, zonder dat ik weet wat er zal volgen. Enkele km later draait hij een zijwegel in, moeilijk berijdbaar. Hotsend komen we aan een heuvelrug, een grof zanderige heuvel met wat heide. Hier heeft een mens gewoond, zegt hij. Het gebeurde inderdaad in vroegere tijden, dat mensen, die stalen of ander ernstig kattenkwaad hadden uitgestoken, werden verbannen uit de stad. Verbannen worden is de zwaarste straf, die men iemand kan geven. Hoe overleef je hier? Verschillende km verwijderd van een meer, een droge rotsige vlakte.
Er waren twee grote holtes in het zand gehouwen, of misschien is het natuurlijk. Op de wanden kon men tekens zien, ook de indruk van handen en vingers, andere tekeningen. Is het onderzocht? Waarschijnlijk wel. Maar aangezien ik het niet terug vind in mijn reisgids, zou het evengoed van latere bezoekers kunnen zijn, een schuilplaats voor een intiem moment, een grap van een overjaarse kleuter. Toch ben ik mijn gids echt dankbaar voor dit menselijke moment van goedheid en bereidwilligheid. Een unieke gebeurtenis. We bereiken Laugarvatn. De start van een nieuw verhaal, de weg naar het spectaculaire.