MSN Home  |  My MSN  |  Hotmail
Sign in to Windows Live ID Web Search:   
go to MSNGroups 
Free Forum Hosting
 

Important Announcement Important Announcement
The MSN Groups service will close in February 2009. You can move your group to Multiply, MSN’s partner for online groups. Learn More
SUNILOU[email protected] 
  
What's New
  
    
  Berichten  
  CHAT  
  General  
  Pictures  
  Documents  
  Linken  
  PC Weetjes  
  Lingo  
  Muziek  
  Leuke URL's  
  Spreuk v/d dag  
  Wensen  
  Ontspanning  
  (Glim)lachen  
  Groetjes  
  Kook hoekje  
  Trom´s reizen  
  Verjaardagskalender  
  
  
  Tools  
 
Trom´s reizen : Bretagne 1970
Choose another message board
 
     
Reply
 Message 1 of 1 in Discussion 
From: MSN Nicknametuimelaar59  (Original Message)Sent: 4/8/2006 1:04 PM

Bretagne 1970

Mijn broer Jef gaf me ongetwijfeld de meeste inspiratie bij het zoeken naar een doel bij deze reis. Zijn kennis van de Franse taal was ongewoon buitengewoon. Hij speelde met woorden en vervoegingen alsof hij ermee was opgegroeid. Boni, een Parijse schat van een vrouw, die ik leerde kennen na zijn dood in 1989, was een beetje zijn toeverlaat geweest. Eigenlijk wilde ik me ook wel beter in het Frans leren uitdrukken. Het is me nooit gelukt..

We zouden op zoek gaan naar een ‘café Le Lion rouge’ in Bayonne, het uiterste zuiden van Frankrijk aan de Atlantische kust aan de voet van de Pyreneeën. Ik vertrek een ruime week vroeger dan hijzelf en we zouden samenkomen in een plaatsje ‘Le Barp.’ Dit plaatsje is door ons gekozen met als de enige reden dat dit de eerste plaatsnaam is die we vinden op de kaart ten zuiden van Bordeaux, richting Biarritz. De afspraak is op 1 of 2 of 3 Juli voor de kerk van Le Barp.  Om 12h ’s middags. Anders zouden we onze reis gewoon voortzetten naar eigen goeddunken en voldoening.

Einde juni vetrek ik met autostop vanuit Antwerpen, richting Gent-Kortrijk- Lille en van daaruit via de nationale wegen tot in Rennes. Hier begint mijn voettocht, richting Pointe du Raz, het uiterste westen van Bretagne. De eerste dagen zijn niet gemakkelijk temeer doordat regen en dus ook veel slijk mijn wandelweg door de bossen verzwaarden. Natuurlijk volg ik ook de macadam weg naar de dorpen: de minder-verkeer wegen. Ik wens niet de rare schaduw te zijn, gezien of ongezien door de zwaarbeslagen mistige autoruiten met wissers die het water amper kunnen bijhouden. Ik heb er een forse mars van gemaakt met regelmatige rustpunten en schuilplaatsen. Van dorp tot dorp, van café naar café, van babbel naar babbel. Bij elke bevoorrading in de dorpen, steek ik een pakket van het plaatselijke voedsel in mijn tas: pannekoeken. Het is mijn meest voorkomende voeding terwijl ik de kilometers afmaal. Slapen doe ik meestal onder een afdak of éénmalig in en geitenstal, de warmste sluipplaats in die eerste dagen. Even checken welke weg ik heb gestapt: Piélon-le-Grand- Ploërmel-Josselin-Pointivy.(de namen zijn niet meer zo in mijn geheugen). Telkens de zon eens kwam piepen, maak ik van de gelegenheid gebruik om mezelf te laten drogen.

De blauwe rugzak met frame, die ik pas 34jaar later zou weggooien, is speciaal voor mij afgewerkt met verdubbelde stiksels en extra waterdicht. Ik heb hem beproefd door hem thuis met de frame tegen de muur te zetten en vol water te gieten. ’s Anderdaags, is er geen druppel water op de vloer of aan de buitenkant van de rugzak te zien.

In Pontivy klaart de hemel open en sluiten de sluisdeuren. Het wordt prachtig weer. Ik vervolg mijn weg langs het kanaal Brest-Nantes tot Rostrenen.. Ik begin nu toch meer te genieten van de velden, de wijdere zichten, die met de zomerse kleuren tot aan de einder reiken. Chateauneuf-du-Faou, Pleyben, Chateaulin. Op heel deze weg heb ik weinig mens tegengekomen, alsof de mensen zich voor mij verbergen. Misschien zie ik er uit als ‘niet om aan te zien’.

Het zou best kunnen. Op mijn kaart staat een ster afgedrukt die een belangrijk uitzichtpunt aanduidt: Roc de Toulaéron. Ik heb de naam nooit vergeten noch het uitzicht dat ik te zien krijg evenmin als de weg er naartoe. Ik loop nu op de belangrijkste baan van Rennes naar Brest. Daar waar de weg een flauwe bocht maakt naar het volgende dorp is er een wegverbreding of is het een parking zonder auto’s en de wegwijzer: Roc de Toulaéron.

Er loopt een toegegroeide weg naar het binnenland. Ik bevind me in de Bretoense brousse, tussen hoge varens en hoe weinig het pad ook zichtbaar is, het is er en zelfs niet echt moeilijk te volgen, en toch zeer, zeer weinig gebruikt. Na enkele honderden meters hoor ik klaterend water en zie ik de half vermomde en vermolmde brug. De reling is duidelijk aan een pot verf toe en het loopvlak is als een gruyère kaas. Mijn voeten zoeken de stevigheid aan de zijkanten van de brug en vermijden de gaten. Aan de overzijde stijgt de weg vrij snel, een wirwar naar boven, kriskras tussen de bomen en hoge struiken. De weg is hier veel duidelijker. Uiteindelijk kom ik boven aan de uitstekende rotspunt. Ik ga op de rots zitten en krijg het verdiende loon: Een prachtig uitzicht over de streek. Ik geniet en rust.

De zon buigt zich meer naar het westen, het is reeds laat in de namiddag eer ik van de rots afdaal langs dezelfde weg als ik gekomen ben. Stil en steeds onder de indruk kom ik terug aan de brug bijna verrast dat die er nog ligt. Ik twijfel eraan of ik hier zou blijven overnachten. Daar had ik boven aan moeten denken. Ik kom terug aan de weg die ik vervolg. Toch blijft de twijfel hangen. Ik kom aan een veld besluit eerst nog wat te eten. Ik zet me met mijn rug tegen de haag, beschut voor het passerend verkeer en mijn ogen zijn gericht op het naar beneden hellende vlak van het veld. Mooi, het koren richt zich op in deze beginzomertijd.

Ik hoor het grommend geluid van een tractor die het veld komt  oprijden. De boer verschiet zich blijkbaar een kriek als hij me ziet. Hij maakt zich eerst even kwaad omdat ik op zijn veld zit alsof ik het zou willen stelen. Maar ja, hoe zie ik er weer uit met een ruwe baard en al enkele dagen onderweg? Ik heb hem kunnen uitleggen dat ik gewoon wat zit te rusten. De rust in zijn stem komt weer en hij nodigt mij zelfs uit op de boerderij. Ik kan onder het dak op de hooizolder slapen. Geen probleem. Even later zit ik op de wielbeschermer van de tractor,  me vasthoudend met één hand aan de cabine. Het is maar enkele honderd meters tot aan het erf en ik bevind me onmiddellijk in een sprookjessfeer.

De boerderij staat bijna onzichtbaar tegen de hoofdweg tegen de hoge berm. Alleen het dak is zichtbaar van op de weg. De oprit van het erf gaat even scherp naar beneden en de tractor draait tussen de mesthoop met haan en het huis tussendoor. De boer rijdt door tot aan de schuur een twintig meters verder. Hij opent de schuur en ik zie een berg hooi liggen. Het zal een zacht beddeke wezen. Als de boer weg is, doe ik mijn rugzak af en spring in het hooi en geniet van de geur. Even later komt de boerin me uitnodigen om te eten.

De gevel van de boerderij is wit, denk ik.De felheid is weg van de ouderdom of door gebrek aan onderhoud. Als ik buitenkom uit de schuur staan er enkele bomen en is de grond drassig. Achteraan loopt een beekje denk ik. Ik volg de boerin maar en betreed hun woning. Even een verbazing wegpinken. De inkom fascineert me. De houten deur staat open naar buiten gedraaid. Het glanzend wit ijzer van een gasvuur steekt af tegen het donkerte van de living. Aan de rechterzijde, eigenlijk bijna vlak naast het gasvuur een grote open haard. De boer zit in een oude zetel in de haard naast het brandende vuur met bovenop een ketel aan de haak hangend. Verder hangen nog hespen te drogen. De boer kijkt TV van op zijn plaats. De Tv staat op een schab in de linkerhoek van de living. De living zelf is niet echt breed. Een grote lange tafel met banken neemt de volledige plaats in van deze eetzaal. Het houten plafond is donker, de tafel is donker. Het licht komt enkel van de open deur en een klein raampje. Aan deze tafel kan zeker twintig man zitten. Nu zijn we met zijn vieren. De boer blijft in de open haard. Hij krijgt een apart bord met zijn rantsoen. Wij: de boerin, een knecht een andere vrouw en ikzelf zitten aan de grote tafel. Een grote half hoge pot met een dikke brij (havermout?) staat te dampen. Voor mij ligt een lepel naast en soort soepkom in aardewerk.

Iedereen neemt zijn eigen deel. De grote pollepel ligt uitnodigend klaar. Ook ligt er een homp brood op een aarden schotel, zelf af te breken. Er wordt stil gegeten, niemand zegt ook maar één woord. Ik ben onder de indruk en zwijg. Ik ken dus niet de verhouding van het gezelschap. En dat hoeft ook niet. In het buitengaan dank ik de boerin en vraag haar naar het toilet (je kunt nooit weten) Een brede armzwaai in de richting van de bomen…..

Ik heb heerlijk geslapen. Ik moest ‘s morgens wel het hooi uit mijn slaapzak en mijn kleren prutsen. Ik heb dat hooi nog een paar dagen gevoeld. Aan het morgenmaal was ik alleen met de boerin. Eten wat de pot schaft: zelfgebroken brood met hesp en/of kaas.

Even later pikt de boer me terug op met zijn tractor. Hij rijdt me tot aan het volgende dorp, waar ik me kan bevoorraden en een heerlijke rode wijn kan drinken. Waar was de hemel nu weer? Ik kom er juist van terug!

Ik vervolg mijn weg richting Douarnenez. Dit stadje heeft een jachthaven en een camping niet zo ver van de baai. Ik zal eindelijk de zee zien, maar het is nog een lange weg naar Audierne en de Pointe du Raz. De weg begint naar beneden te duikelen in het centrum van Douarnenez. In tegenstelling tot onderweg geniet ik van een warme pannekoek op plaat gebakken met een scheutje cognac. Mmmh! Vooraleer naar de camping af te zakken besluit ik om even de berg op te gaan. Op een lokaal infoblaadje zou daar een kapel moeten zijn. Het is ook een heerlijke weg met mooi uitzicht over de baai. Het blijft lang licht natuurlijk rond deze tijd en als supplement is er het mooie weer. Op weg naar de camping sluipt een glimlach over mijn gezicht. Wat ga ik op die camping doen? Ik heb immers geen tent. Ik kan dus net zo goed me ergens langs de weg neerleggen. Doch het idee van de camping lokt me wel en ik ga kijken. Aan de oprit kan je nauwelijks zien dat dit een camping is. Het is hoogstens een standplaats voor tenten en een uitzonderlijke caravan. Als onthaal staat er een schraag met plank een plooistoel met een man die de inschrijving regelt en het geld ontvangt. Nu ben ik zeker: ik doe het! Ik vraag om een plaats voor een kleine tent. Het kost me 14 oude franse franken. De man loopt even met me mee en wijst me een lege plek aan. Goed, er staat  een boom. De boom is het sluitstuk van een grote cirkel gevormd door grote bungalowtenten.

Ik hoor Nederlands, Frans, Duits praten. Kinderen spelen met een bal. Volwassenen zitten te eten of te drinken en babbelen als tijdverdrijf. In dat druk wereldje behoud ik de stilte. Ik zet mijn rugzak tegen de boom, rol mijn slaapzak uit en ga nog even de omgeving verkennen. Bij terugkomst is er alleen een zekere nieuwsgierigheid te bespeuren. Ik kleed me gewoon uit tot ik in boxershort ben, leg mijn regenzeil over mijn rugzak, kruip in mijn slaapzak. Noch even hoor ik wat lawaai. Dan roept men in alle talen de kinderen naar binnen. Ik lig met mijn ogen open naar de sterrenhemel te kijken.

Heel vroeg in de morgen en in alle stilte verlaat ik de camping, die nog in totale rust is. Ik volg de noordelijke kustlijn omdat een vijftal kilometer verder zich een dolmen zou bevinden.

Aangezien deze specifiek op de kaart staat, ben ik nieuwsgierig. Sommige dolmen en  menhirs heb ik gezien gewoon langs de weg of midden in een veld. Er staat dan een kleine aanwijzing zonder toeristisch gedoe. In de verte zie ik een mooie vierkantsthoeve in zandsteen, meen ik. De grote poort nodig me uit op het erf. Niemand merkt me op. Achteraan leidt een nieuwe open poort me naar de velden. Onmiddellijk voorbij de poort enkele bomen en de dolmen. Indrukwekkend is die wel. Ik blijf even rusten om ook wat te eten.  Ik vervolg mijn weg richting Audierne, aan de zuidkust van Bretagne. Ik ben pas terug op weg als een zwarte mercedes naast me stopt. Een aangeboden lift, dank zij de dochter van Mevrouw Mens. Zij bestuurt de wagen en ik vertel haar mijn wedervaren van de camping. Blijkbaar hebben de twee achterinzittenden mijn verhaal gevolgd. Het gevolg is dat Mevr. Mens me uitnodigde om bij hen een paar dagen te verblijven. Moest ik nog Frans leren, ik zou mijn kans krijgen. Mevr. Mens was leerkracht Frans in de plaatselijke school van Audierne. Brigitte, haar dochter en Jacqueline, beiden rond dezelfde leeftijd van 18à20 jaar schat ik zullen me rondleiden. Hoe zou ik dat ook maar kunnen weigeren.

Het stadje Audierne, vlakbij tegen het zuidelijke zandstrand van Bretagne, straalt rust uit.

Geen commercieel gedoe, enkel winkels in de hoofdstraat die naar het strand loopt. De huizen zijn allemaal laagbouw met meestal één verdiep of zolder onder het schuine dak.

Elk huis heeft een ommuurde tuin. Mevr. Mens parkeert de wagen op de oprit. We komen binnen in een grote voorkeuken waar ik mijn rugzak afleg en mijn bottinen uitdoe.

Ik krijg een ruime logeerkamer. De meisje laten me het huis zien. De living, een toilet en badkamer. Naast de badkamer is ook een kleine ruimte waar een bed staat, waarin de jongste dochter Hannah, kan slapen. Eigenlijk denk ik dat het een gang is. In het plafond opent zich een valluik, toegang tot de slaapkamer van Brigitte en Jacqueline. Als ik al geplande onbedwingbare neigingen zou hebben, zou het een moeilijke onderneming worden om als witte ridder de jonkvrouwen te ontvoeren. Kokende pek zou klaar staan. Dat kan ik alleszins dromen.

We hebben ons ongelooflijk tof geamuseerd. Vandaag inbegrepen zou ik twee nachten blijven slapen. Twee volle dagen hebben we ons samen afgesloofd in de duinen, de overgetelijke rotspunten van de Pointe-du-Raz en de andere nevenliggende pointes, die ik niet meer van naam ken. (Mijn landkaart is ook van deze wereld verdwenen denk ik). Dochter Hannah(14j) speelde viool en wilde wel eens iets laten horen. Ik heb hoe dan ook hier de tijd gehad om met mijn Frans over weg te kunnen. Ik ben ontroerd bij het afscheid als ze me uitnodigen om volgend jaar terug te komen. Ik ben terug gegaan met de auto tijdens de Paasvakantie van 1971.

Mijn weg vervolgde naar Quimper, prachtige historische stad met kathedraal en enkele toeristische plekjes, maar interessant om te bezoeken. Ook Rosporden en Quimperlé liggen op mijn weg naar het zuiden, beiden schilderachtige plaatsjes om door te trekken naar het zuiden.

Van hieruit probeer ik de weg terug te verkorten met autostop richting Nantes en Bordeaux, waar immers de afspraak met Jef  zou doorgaan. Een 20 kilometer voorbij Bordeaux in het plaatsje met de naam ‘Le Barp’

Le Barp: op de landkaart een onooglijke aanduiding zonder enig andere gekende toeristische of attractieve waarde. In werkelijkheid is het de samenvloeiing van volkstromen op weg naar Lourdes. Heel het dorp ligt op de oostkant van de grote baan. De kerk staat iets achterin op en plein. Op de hoek van dat plein in een groot restaurant waar de bevolking van le Barp kan ronddansen zonder brokken te maken. Hoeveel keer het restaurant volloopt met lange afstands-bus-rijdende-Lourdesbedevaarders, weet ik niet, ik ben nooit gaan kijken. Ik ben door een vriendelijke chauffeur voor de deur wordt afgezet. Ik drink een wijntje in een rustige taverne. Een klein halfuur later zit de taverne vol met sjouwende, babbelende drukdoende bedevaarders.

Ik neem mijn rugzak en verdwijn in de stilte van de Landes, een bosrijke streek, waar ik mijn rust vind langs de beekjes, de bloemen, de wind en de vogelzang. Het was 1 juli en Jef is niet verschenen om het in Lourdestermen te zeggen. Niets kon me tegenhouden om na bevoorrading een sterke lange wandeling te maken, door de natuur. Over de natuur kan ik niet zoveel vertellen als die niet gekruid gaat met sociale kontakten. De Landes is grotendeels zanderig en hoge bomen (voor zover ik gezien heb) maar heeft een intense stilte in zich. Ik loop een flink stuk door tot in Arcachon, bekijk de verte van de oceaan. Ik blijf niet tot de zon wegzakt in de zee maar onthou wel de zachte rode gloed.

Langzaam ga ik lang een andere weg terug het binnenland in, slaap vredig door de kruinen in slaap gewiegd. Op 2 juli om 12h sta ik terug voor de kerk en wacht. Na één uur duik ik de velden in, de weilanden en druivelaars. ’s Avonds ben ik moe en slaap in een half open stal in een wei. De derde dag om 12h is Jef paraat aan de kerk. We vieren onze samenkomst in een dorpje enkele kilometers verderop: La Vignolle. In La Vignolle is geen kerk, geen bakker, geen beenhouwer. Het is gewoon een villawijk en aan de rand een restaurant. Duur, maar vandaag mag dat. Het beeld moet je even zelf creeëren. Twee baardige zwervers op een open terras van een restaurant in een rijke villawijk, aan een tafel met helder wit tafellaken; twee wijnglazen en een open fles Pomérol 1960. De smaak van de wijn ligt nog steeds op het puntje van mijn tong.Eigenlijk hebben ons de ganse avond tot sluiting van de taverne geamuseerd gedronken en duiken dan samen weg in het miljoenen sterrenhotel.

De volgende ochtend vertrekken we samen met autostop richting Bayonne op zoek naar de Rode Leeuw. De zware avond heeft bij mij althans zijn sporen nagelaten. In de warmte van de dag slaap ik in de wagen verder. Bayonne, Jef kent alleen een naam ‘Le Lion Rouge’ een café, verder geen adres, geen aanwijzing. We zijn in het centrum en bespreken in een café hoe we dat gaan aanpakken. GSM bestaan nog niet. Hoe weten we wanneer iemand iets gevonden heeft. We zouden ons kunnen splitsen en op een bepaald uur terug samenkomen in de plaats waar we nu zijn. Eerste maal rond 14h in de namiddag. Geen rode leeuw gezien. Na informatie in cafés, restaurants en politiekantoor blijft de rode leeuw onbekend. Ik kom terug in het café, waarvan ik de naam vergeten ben. Geen Jef te zien. Ik ga nog eens aan de deur staan en kijk. Wie staat daar 50 meter verder aan de deur van een andere café? Jef, boven zijn hoofd de naam van het huis: ‘Le Lion d’Or.

Samen zijn we nog naar Biarritz getrokken ’s avonds. We hebben ons voorgenomen op het strand te slapen. Een laatste drink in een strandcafé. De laatste hits. De jukebox speelt die avond slechts 2 singles. Die zingen we gedurende uren samen met het ganse cafékoor: Susan (Leonard Cohen) en’ Put your hand in the hand of the Man who stills the Water.

’s Morgens als de eerste badgasten het strand opwandelen liggen twee zwervers te slapen in een hoekje.

Einde



First  Previous  No Replies  Next  Last