Griekenland 1967
Historiek: Griekenland is pas wakker geschud door het kolonels regime. Koning Constantijn is verbannen alsook Theodorakis, die met vrijheidsliederen zijn invloed op de bevolking en de wereld laat gelden. Denken we even aan Nana Mouskouri en Liesbeth List, die zijn liederen hebben vertolkt. West Europa zit nog middenin de koude oorlog tussen Oost en West. Om onze economie op te trekken komen honderdduizenden gastarbeiders van vreemde oorsprong naar het westen op vraag van onze regeringen.
In Leuven loopt Jozef rond, specialist in Byzanthijnse kunst en hij is hard aan het studeren om stadsgids in Leuven te worden. Hij is ook geïnteresseerd in Literatuur en Poëzie.
In Antwerpen tracht ik me terug op de been te helpen, mijn verdriet uit te schrijven in poëzie na een op apegapen liggende verliefdheid. In een advertentie in de krant springt een naam in het oog: Basiel De Craene. De naam blijft in mijn geheugen en gedreven door een zeker recht op erkenning (veronderstel ik) schrijf ik enkele van mijn gedichten in voor een wedstrijd met als naam die van de reeds lang overleden dichter.
Er is een heel weekend voor uitgetrokken, in Meise en er zijn heel wat bekende namen. De organisatie heeft voor zaterdagavond een aantal muzikanten gevraagd om een beetje animo te brengen. Door één of andere reden zijn die niet aangekomen. Toen is er een gok gewaagd door een onbekende, jonge en beginnende cabaretier op te laten draaien om dit stijf, chique in de kleren gestreken gezelschap te vermaken. Groot is de verbijstering als de baardige en wildharige gitarist liedjes begint te zingen met erotische ondertoon. Eigenlijk zou ik moeten zeggen: een speelse boventoon “onderste boven en achterste voor”, elk taboe doorbrekend. Meerdere jaren later komt dit voorval me opnieuw in gedachte als een figuur in dezelfde trend en op dezelfde manier optreedt, namelijk Urbanus. Maar zeker weet ik het niet.
Een logement voor één nacht krijg ik bij de schepen van Cultuur in Brussel Mr Chabert samen met Mr. Bunninckx, toch wel een bekende naam in de literaire wereld. Ik word dus als een verlegen manneke gegooid in de diepgaande gesprekken tijdens avondmaal en ontbijt. Mijn positieve ervaringen zijn de sporadische inmengingen in de gesprekken, die blijkbaar niet zomaar onder de tafel bij de kruimels van de pistolets worden geveegd. Een tweede leuk detail: maandagmorgen kom ik op het werk en een collega zei: “Hey Ik heb je op TV gezien, alleen uwe kop, volledig in beeld.” Ik heb dat programma nooit gezien. Natuurlijk zijn mijn gedichten niet bekroond. Dat komt toe aan dichter Paul De Wispelaere.
Tijdens dit weekend heb ik ook Jozef leren kennen, een begin van een zekere vriendschap en een reis naar Hellas, het verre onrustige Griekenland. Met zijn tweetjes plannen we onze reis.
Het is voor mij de eerste grote reis naar een land verder dan de buurlanden. We zorgen voor een visum en schrijven een brief naar de consul van België in Thessaloniki met vraag om toelating om de berg Athos te bezoeken. De berg Athos is bekend om de Orthodoxe kerkgemeenschappen die daar leven en met de tot heden geldende voorwaarde: Er mogen geen vrouwen binnen.
De datum van het vertrek nadert. Bij mij thuis stijgt de spanning ook. Het buitenbeentje van het gezin gaat op reis verder van huis dan de landsgrenzen. Ze zijn al wat gewoon van mij.
Sporadisch ben ik al eens en Nederland de grens over geweest en mijn legerdienst in Duitsland op eigen vraag. Mijn oudste broer heeft een paar maanden geleden een phonoplaat gekocht met in het Grieks gezongen liederen van Theodorakis, en hij draait die plaat opnieuw en steeds maar opnieuw. De melodieën geraken maar niet uit mijn hoofd en juist die melodieën zijn niet meer toegestaan in Griekenland.
Ik neem de rechtstreekse trein Antwerpen - Keulen. Jozef zou in Brussel op dezelfde trein stappen en mij weten te vinden. In Keulen vertrekt de Hellas - express. Een zeer lange trein vol met in verlofgaande gastarbeiders.
Een drukte van belang, de luidsprekers roepen het sorteerprogramma af. Griekenland in de eerste treinstellen, Roemenië, Bulgarije, Turkije, Joegoslavië in de specifiek aangeduide stellen. De trein zou ook nog stoppen in Frankfurt en Linz in Oostenrijk. Tijdens de reis zouden dan in de diverse landen de specifieke stellen terug worden afgekoppeld voor vervoer naar de specifieke landen. Wat me vooral van deze treinreis is bijgebleven is onze struggle for live. Om eens naar de restaurantwagen te gaan hebben we bijna een kwartier nodige. Het is een kruipen over bagage die in de gang ligt, een voorzichtig springen over mensen die liggen te slapen. De trein is propvol, we hebben ook maar één keer geprobeerd om die wagen te bereiken.
De trein vertrekt ’s middag in Keulen en komt tegen de avond aan de grens in Oostenrijk. Tijdens de nacht kruist de trein Oostenrijk. Er is uiteraard douane op de trein gekomen en onze paspoorten worden nauwkeurig gecontroleerd. We rijden immers naar het Oosten achter het ijzeren gordijn. Tegen de morgen komen we in het Joegoslavië van Tito, langgerekt een immense vlakte. Regelmatig stopt de trein hier in verschillende stations. De eerste groepen gastarbeiders komen thuis. Op de perrons worden zij afgehaald, een hele belevenis. Er wordt ook onmiddellijk een handeltje opgezet tussen de treinreizigers, die met velen door de vensters naar buiten leunen en de plaatselijke bevolking in ‘watermeloenen’.(nooit gezien in België in die tijd).
De trein dendert voort door dit onmetelijke land tot aan Macedonië. De treinstellen voor Roemenië en Bulgarije, Turkije worden afgekoppeld. Griekenland is in zicht. We hebben een ticket tot in Athene, maar we zouden eerst een week Thessaloniki en Athos bezoeken. Heel vroeg in de morgen komen we in Thessaloniki aan. De trein is al gestopt als ik pas mijn ogen open. Voor het raam staat een aanduiding; een voor mij totaal onleesbare naam. Maar met wat puzzelwerk lees ik: Thessaloniki. We stappen uit en trekken met onze bagage naar het hotel waar we hebben geboekt. We lopen door de stad en bezoeken de kleine kerkjes die hier volop aanwezig zijn. Sommige kerkjes staan onder het wegniveau, ik bedoel we moeten eerst enkele trapjes af om de kerk binnen te gaan en nadien trap op om onze weg voort te zetten. We passeren ook bij de consul langs om onze toelating voor Athos op te halen.
Van deze reis naar Griekenland zijn heel wat beelden me bijgebleven. Athene met de Acropolis en andere tempels, de wacht aan het paleis en de Plaka, mijn moeite om de melodieën van Theodorakis in mijn hoofd te houden zonder het uit te zingen. Het kanaal van Korinthië, Delphi, Epidavros. Die beelden zie ik nog voor mij maar hebben geen link met een onthouden anekdote.
Athos is me wel in mijn geheugen gebleven als speciaal, boeiend, leerrijk en levendig.Thessaloniki ligt in het noorden van Griekenland als begin van de landstreek Chalcidisch, een langwerpige provincie met verschillende landengten die in zee steken.
Athos, is het allerlaatste, van de rest afgescheiden door een moeilijk, haast ondoordringbare
streek met veel bos. Dit wordt zo onderhouden om te vermijden dat vrouwen langs deze weg illegaal in Athos zouden geraken. Toch hebben er enkel vrouwen het geprobeerd, maar zonder succes (voor zover ik weet). We vertrekken ’s morgens met den bus door de warmte dwars door Hkalkidhiki, een nog ongerepte natuur, veel zandwegen absoluut nog niet commercieel uitgebaat landschap. Geen hotel, niets. We bereiken een onnoemelijk plaatsje vlak bij de zee en zonder een boek na te kijken, zeg ik nu vanuit mijn geheugen Oureanapolis, ook al ben ik niet meer 100% zeker van de schrijfwijze. We zijn met slechts een dertigtal mensen aan boord – allemaal mannen - voor zover ik het aan het uiterlijk kan ontdekken. Het grootste deel is ook volgens het uiterlijk Orthodox geestelijke. Slechts een paar toeristen waaronder ikzelf natuurlijk. Oureanapolis, een onnoemelijk strandje van een voorschoot groot. Aan de rand tegen het struikgewas staat een soort barak waar je drinken kan krijgen en een kleine maaltijd. Het kost naar onze normen eigenlijk niets. De barak is ook niet echt de droomwereld, maar die heb ik dus ook niet verwacht. Ik voel me in mijn nopjes. Ik volg gewoon Jozef, die grotendeels begrijpt wat er wordt gezegd. We zullen de tocht verder afwerken met een grote roeiboot, zo leek het toch. Maar er wordt uiteindelijk toch een motor gevonden die op de roeiboot werd gemonteerd. We stappen in, onze bagage in het midden en met zijn allen vullen we de boot aan de zijkanten. Geen comfortabele zitplaats om de volgende uren door te brengen onder een brandende zon in het heldere water. We varen meestal langs de kustlijn. In de verte zie ik enkel haaien opspringen. Ik ben echt niet meer zeker hoeveel uren we hebben gevaren, maar ik dacht een uur of vier tot we aankomen in Daphni, het kleine haventje van Athos. We varen de geul binnen, en worden geleid naar een soort douanelokaal. We krijgen nog een papier in Grieks en Engels, waaruit blijkt dat er geen vrouwen binnen mogen in Athos en dat de douane bij twijfel en na doorzoeken van de bagage, lijfelijk mag onderzoeken naar het juiste geslacht van de verdachte persoon. Er zijn een aantal tafels, waarop we onze bagage kunnen leggen en openen. We worden allen goed bevonden, voor zover ik het kan inschatten, want we mogen allen door naar een volgende plaats van bijeenkomst, een soort bushalte in volle zon. De bus is, in ons geval, een vrachtwagen met open laadbak. Ik weet niet hoeveel kilometer we moeten rijden. Rijden daar bedoel ik mee kreunen, trekken het ene wiel na het andere dat zich sleept over de oneffen steile weg, doorgrieft met watersporen van recente regenvlagen. Steeds hoger. Na ongeveer twee uren geraken we in Kariës, de hoofdplaats van Athos. Iedereen kan nu zijn eigen weg gaan, behalve Jozef en ikzelf. Met zijn tweeën worden we begeleid naar een administratieve zetel. De hall en de grote ontvangstkamer zijn rijkelijk versierd. Het is ook een hoge kamer waar we totaal alleen gelaten worden, zittend op een stoel of wat ijsberend rond de zaal. Naar ons gevoel duurt het lang en eigenlijk weten we niet waarom of waarvoor. Uiteindelijk komt een geestelijke naar ons toe met documenten in de hand. Ik krijg een vrijgeleide om rond Athos rond te trekken gedurende 3 dagen en nachten. Jozef krijgt 1 week. Waarom het verschil?
Jozef heeft kunstrichting gestudeerd met specialiteit: Byzantijnse kunst. Ik ben maar een simpele boekhouder. Bookkeeper of accountant spreekt niet tot de verbeelding van de organiserende macht. Het blijkt alleen maar omdat we met zijn tweetjes samen reizen, dat ik word toegelaten. Normaal krijgen alleen maar: de orthodoxe geestelijke, andere theologen, architecten, filosofen en kunstenaars toegang tot de kloosters van het eiland. Er zijn 20 kloosters en je mag altijd éénmaal per klooster overnachten en eten, alles gratis. Maar goed, ik ben tevreden. Er is ook geen enkele vervoersmogelijkheid op het eiland. Uitsluitend de voettram is aangewezen. Jozef en ik nemen onze bagage en gaan naar het dichtstbijzijnde klooster. Het is niet zo ver, maar het is wel erg warm.
We worden door de geestelijke ontvangen en naar het slaaplokaal begeleid en we krijgen ook nog wat te eten: een bord bonen en olijvensoep. Het is een dikke brij en het ruikt niet zo lekker, maar voor mij is het voldoende. Jozef is absoluut geen zwerverstype en kan niet eten. Slapen doet hij ook niet. De bedden in de grote slaapzaal zijn uit hout met een lichte matras en een deken. En tijdens de avond en de nacht hoort Jozef de ratten over het valse plafond rennen. Is het alleen over het plafond?
De tweede dag vertrekken we zonder bagage, alleen het hoogst noodzakelijk. Het mag eigenlijk niet maar we hebben onze bagage in een hoekje gezet. Te voet trekken we langs de smalle gekasseide wegen naar een volgend klooster. Tot vreugde van Jozef is dit een pareltje van Byzanthijnse kunst. Heel wat iconen en mozaïeken zijn aanwezig en als supplementje: het eten is heerlijk, met minimale doch propere bediening. Zelfs het slapen in de kleine slaapzalen met een betere matras en tot Jozef’s groot genoegen, zonder hoorbare rattenomloop. Het derde klooster staat op een heuvel, dicht bij de zee. Deze keuze is bepaald door de ligging, dicht bij ons vertrekpunt. We moeten immers de volgende ochtend terug naar het eerste klooster om onze bagage terug op te halen. Ook hier zijn de iconen en mozaïeken van kunstig en indrukwekkend. De kwaliteit van het slapen is terug wat minder dan gisteren. Ik denk niet dat Jozef in Athos een volledige week zou kunnen verblijven. Na drie dagen is hij bekaf en heeft grote nood naar comfort. Dat gebrek zou toch nog even duren. Voor de middag is het verzamelen geblazen aan het administratief centrum. Daar staat een oude, zeer oude bus ons op te wachten. Geen ruiten, geen comfortabele zitjes met andere woorden: een wrak zal ons naar beneden rijden, langs dezelfde weg die we gekomen zijn. Gelukkig doen de remmen van de bus het wel goed. Dit maal even de bagage checken of we geen iconen meegenomen hebben en terug de boot in.
Voor mij een tof avontuur.