Porlakshöfn (2001)<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
In 2001 eindigt mijn reis langs een andere route.In Hveravellir neem ik de busroute naar het zuiden richting Selfoss en Hvergerdi. Hoe kan ik nog woorden vinden om de natuur te beschrijven? Het blijft mooi. De natuur heeft zo zijn eigen stempel gedrukt op elke streek. <o:p></o:p>
Het zuiden lijkt vlak, alsof het hooggebergte zich laat neerzinken in de oceaan. Soms nukkig door hier en daar een heuvel of een rots neer te planten. Het lavagesteente lijkt hier toch ook weer anders dan dichterbij de kraters. Maar dit gebied lijkt ouder ook. IJsland is natuurlijk één vulkanisch gebied. Duizenden kraters, daardoor is IJsland ook geboren. Stilaan, eruptie na eruptie; aardverschuivingen en aardbreuken, zo verrassend indrukwekkend. <o:p></o:p>
Mijn benen gaan vooruit, zoals mijn moeder me leerde: links, rechts, links, rechts. Steeds vooruit, zonder aarzeling tot aan de horizon in een decor dat steeds wijzigt en waar de vogels uit het niets verschijnen. Het zuiden heeft meer een landelijk karakter. Er zijn velden en weien. De bergrivieren zijn verzwakt tot klaterende stroompjes en beken die het land klieven en besproeien. Ik ben ongeveer halverwege Porlakshöfn, een vissersdorpje, en ik voel de eerste druppels vallen. Er is geen schuilplaats te bemerken, dus heb ik ook geen keuze; doorstappen dan maar de laatste 5 km. Het is de eerste maal dat ik in IJsland nat ben geworden. Ik bedoel kletsnat, doordrenkt. Mijn rode regenjas beschermt mijn rugzak grotendeels. Enkele kilometers verder stopt er toch een auto naast mij met twee vrouwen van in de twintig, denk ik, of misschien vooraan dertig. Een raampje draait open en de vrouw in kwestie krijgt de natte plensbui in het gelaat. Zij lacht en vraagt om in te stappen. Ik voel me erg nat, maar zij vinden het niet erg. Auto in en de ruiten zijn bijna onmiddellijk aangedampt.<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
Zij zetten me af aan de haven van Porlakshöfn, dicht bij een taverne. De stromende regen is al gewijzigd in een gezapige bui. Het was even koud in de regen, maar uiteindelijk valt de temperatuur wel mee. Ik vind een plaats om te overnachten in het dorp, maar het is nog vrij vroeg. Dus dool ik rond langs de haven om uiteindelijk in een restaurantje een plaatsje te vinden. Een verse zalm smaakt altijd. Ik overnacht bij een lieve weduwe. Zij hebben voor hun zoon naast hun huis een volledig geïnstalleerd appartementje gemaakt: keuken, douche alles erop en eraan. De zoon vertrok naar Europa, trouwde daar en bleef weg. Dus verhuren zij het appartement maar aan een toevallige voorbijganger. Het is niet goedkoop, maar ik heb dan ook alle luxe.<o:p></o:p>
Mijn regenjas en kleren kunnen drogen. Een andere, droge broek aantrekken lukt me nog net. Deze is iets meer versleten dan de andere en heeft de stormvogels nauwelijks overleefd.<o:p></o:p>