Grindavik(2000)<o:p></o:p>
<o:p> </o:p>
Ik neem de eerste bus richting ‘Blue Lagoon’ een geothermische badplaats op het schiereiland Reykjanes en niet ver (40 km) van de luchthaven. Natuurlijk wil ik ook wel eens Blue Lagoon zien, maar dan op mijn manier. De bus zit eivol, eigenlijk doe ik dat niet graag, maar ja, de echte toeristen zal ik er vandaag maar bij nemen. Het is of Reykjavik elke dag leegloopt naar de Blue Lagoon. De bus hoeft niet te stoppen onderweg, recht naar het verkwikkende bad, lijkt het motto te zijn. We rijden door de lavavelden, een nieuwe asfaltweg ten behoeve van het luxepaard. We stoppen na anderhalf uur rijden aan de ingang van een groot gebouw. Er blijven twee mensen zitten, de rest dwarrelt neer over het grote parkeerterrein.<o:p></o:p>
Ik neem de tijd om de chauffeur te vragen of hij een leuke slaapplaats weet. Ja, ik zet je wel af, is het antwoord. In het begin van het dorp stapt mijn medereiziger uit. Einde van de rit trouwens. Maar de bus rijdt nog een stukje door tot aan de haven, draait dan terug in de goede richting en de chauffeur wijst me in de zijweg op een loods. Vraag daar maar, zegt hij. Het is een visverwerkend bedrijf. Op de eerste verdieping hebben ze ruimte gecreëerd, aparte slaapkamers, eenvoudig geïnstalleerd. Er zijn douches, er is een grote keuken en een ijskast om U tegen te zeggen. De ijskast heeft een hoogte van twee meter, ik schat driemeter diep en ongeveer twee meter breed. Ik ga op de grond liggen om te kijken of ik er in zou kunnen liggen. Ja dus, 1m80 is zeker de breedte. Mijn slaapkamertje is nog iets groter en gelukkig ook iets warmer. Ik kijk uit op de haven en het water. Ik mag in de keuken alles gebruiken van materiaal om te eten. Iedere werkman heeft zijn eten in dozen of manden in de frigo staan of met naamvermelding in de ijskast. Uiteraard is dat privé. Ik ben ook niet van plan om hier te koken. Maar het is wel handig dat ik eens koffie kan zetten. De koffie is voor gezamenlijk gebruik en ik krijg de toelating. Meestal logeren hier vissers en havenarbeiders, die niet in Grindavik wonen, en andere zeelui van de haven. Het is echt een apart wereldje. Ik heb de hele dag voor mij, want het is nog vroeg. Voor de middag trek ik rond in de haven. Ontdek de achtertuin van de haven met allerlei versleten materiaal, bootjes, ruïnes van huizen.<o:p></o:p>
Ik neem een kijkje in de vishal. De mensen zijn vriendelijk en ik krijg alle vrijheid. Heb een sleutel en een telefoonnummer als ik een probleem zou hebben. Waarschuw me gewoon maar als je doorgaat morgen, zegt de eigenares. Nog in de voormiddag neem ik de Westzijde, richting vuurtoren op het uiterste hoekje van IJsland. Ik heb het me gemakkelijk gemaakt, zonder bagage. De grintweg van gemalen steen (voorraad genoeg) is niet echt goed begaanbaar, leidt me langs een aangelegd golfterrein, wat ik hier nu niet bepaald had verwacht. Verder lopend krijg ik een eerste kennismaking met de stormvogel. Het zijn er maar enkele, maar ik krijg wel een tik op mijn kop. In een werkplaats maak ik kennis met een man die de aanval heeft gezien. Bij een tas koffie vertelt hij dat ik beter een pet op zet en als de vogel lastig wordt, zwaai je maar met je wandelstok. De weg terug heb ik het systeem even moeten uitproberen, maar heb verder geen last meer van deze vogel. Hoe het echt kon zijn, ondervind ik het volgende jaar, in het verhaal ‘De Stormvogel’, maar dat waren er dan ook heel veel.<o:p></o:p>